Hans Mathot is vanuit Fornhese gedetacheerd als Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige. In Hoevelaken werkt hij nauw samen met de huisartsen en in Nijkerk met het sociale team. Hij heeft jarenlange ervaring. Werkt vanaf 2015 bij Fornhese en daarvoor bij het Riagg in Amersfoort, met jongeren van 0 tot 12 jaar. Daarvoor heeft hij lang bij De Jutters in Den Haag gewerkt. ‘Ik geniet met volle teugen van mijn werk en doe het met enorm veel plezier.’ Wat maakt zijn werk zo bijzonder?
Hoe kwam je in Nijkerk en Hoevelaken terecht?
‘In 2016 zijn alle SPV’ers in de crisisdienst jeugd gaan werken en deed ik ook diensten voor de volwassenen crisisdienst (dat stopte in 2015). In juni 2022 ben ik gestopt met het acute jeugd werk om mij meer te richten op het SOH (specialist ondersteuning huisartsen) werk bij de huisartsen in Nijkerk. Ik werk in Hoevelaken veel samen met de POH’ers (praktijkondersteuners huisartsen). Hier in Nijkerk komen de verwijzingen via het sociaal team binnen en registreer ik in hun systeem. In Hoevelaken plannen de huisartsen rechtstreeks afspraken in mijn agenda. En ik registreer ook in hun eigen huisartsensysteem. De leeftijd varieert van 4 jaar tot 18 jaar. Al gaan de jong volwassenen van 15 plus vaker naar de POH.’
Met wat voor klachten komen kinderen zoal binnen?
‘Bij jongere kinderen zie je dat het vaak gaat om pesterijen, angst, verlatingsgevoelens, stemmingsklachten, onzekerheid, geringe weerbaarheid, en/of spanningen in het gezin. Of het overlijden van een van de ouders of een ernstig ziek kind in het gezin. Dat kan het hele systeem ontregelen. Dan besteed je meer aandacht aan het kind in combinatie met het gezin. Niet dat ik de hele tijd gezinnen zie maar ik ga ook wel op huisbezoek. Zeker bij kleintjes. Dan ga ik thuis kijken, bijvoorbeeld op de boerderij. Dan zie je toch weer hele andere dingen. Dat doe je niet standaard want dan kun je niet zoveel kinderen zien. Het strenge geloof is hier ook een belangrijk item. Dat ervaren kinderen soms als een enorm juk. Zij willen dat soms anders maar zijn dan bang om het contact te verliezen met gezin en sociaal netwerk.’
Hoe ziet je dag eruit?
‘Bij de huisarts zie ik gemiddeld tussen de 8 en 11 kinderen per dag. Gemiddeld een half uur en soms iets langer als het nieuwe kinderen zijn. Hier in Nijkerk tussen de 6 en 8 op een dag. De huisartsen kennen mij al heel lang. Ik sta daar bekend als een soort kinderpsycholoog. Ik heb daar ook wel een aparte functie die nog niet eerder zo is ingevuld. Heel laagdrempelig, snel beschikbaar pak je allerlei dingen op. Ik heb veel ervaring en kijk vooral waar kinderen goed in zijn, ik ga niet problematiseren. Wat kun je sterker maken van waarin je goed bent. Waardoor je wat je lastiger vindt meer kunt compenseren, of wat meer opzij kunt zetten waardoor je er minder last van hebt.’
Hoe komt een kind bij jou binnen?
‘Soms heeft de huisarts een hele duidelijke vraag. En soms denken ze, moeten we dit kind nu doorverwijzen? Is het 1e of 2e lijn? Je komt jongeren tegen die somber zijn. Die hoeven geen acute suïcidale gedachten te hebben. Maar ik check bij somberheid wel op suïcidaliteit. Dan adviseer ik de huisarts. Zij zijn blij met mijn ervaring. Zij kunnen ook direct in het dossier lezen wat ik doe en de afspraken inzien.’
Hoe lang komen kinderen bij jou?
‘Gemiddeld komen de kinderen voor 5 tot 6 gesprekken. Maar 2 of 3 gesprekken kan ook voldoende zijn. Soms heb je meer gesprekken nodig. Ik heb een jongere gehad die licht autistisch was, die kan ik dan niet altijd snel doorverwijzen. Dan pak ik dat ook wel zelf op. Dat kan net voldoende zijn. Het kan ook langer duren. Dan is het op de rand van doorverwijzen. Soms zie ik al na 1 of 2 gesprekken dat het toch complexer is. En dat er meer tijd nodig is of dat er onderzoek moet plaatsvinden.’
Verwijs je zelf wel eens door?
‘Ik kan ook zelf doorverwijzen. Ik vind wel dat je zo licht mogelijk moet starten, liefst in de 1e lijn. Maar als het nodig is verwijs ik door naar de 2e lijn. De wijkteams hebben een goed overzicht van alle aanbieders in de regio’s waar de gemeente contracten mee heeft. Daar schakel ik vaak mee. Soms doen we ook gezamenlijke gesprekken. We hebben beiden andere expertise. Dan is het vruchtbaar om een gesprek samen te doen. Je wilt zo kort mogelijk behandelen en alleen opschalen als het nodig is. En je wilt kinderen zo veel mogelijk in de thuissituatie laten. Dat is een goede ontwikkeling. Je kijkt wat er in het systeem moet veranderen.’
Zie je effecten bij kinderen door corona?
‘De groep die aan het begin van corona 13 werd en net op de middelbare school zat heeft het zwaar gehad. Dat zie ik wel terug in de problematiek. Zij hebben de lock downs meegemaakt. Dat heeft invloed gehad op hun sociale ontwikkeling. Je wordt aan huis gekluisterd terwijl je er eigenlijk op uit wilt gaan. Je ziet een categorie die is afgehaakt op school. Langdurig thuis zit en eigenlijk niet meer op gang komt. Vorig jaar werd bij mij vaak genoemd dat door corona de boel ontregeld was. Dat veroorzaakte een bepaalde somberheid. Maar voor sommigen is het ook een uitkomst geweest. Voor kinderen die prikkelgevoelig zijn.’
Zie je een toename van klachten bij kinderen?
‘Sommige kinderen – en vooral de ouders – komen sneller met allerlei zaken die ook gewoon bij het leven horen. Ik ben wel een voorstander van het normaliseren van problemen maar je ziet dat ouders soms snel problematiseren. Die ouders komen al met een plan binnen en willen dan een verwijzing. Terwijl die zorg niet altijd nodig is. Huisartsen merken dat ook.’
Heeft de digitalisering invloed op problemen bij kinderen?
‘Het gamen zie je al langer. In eerste instantie vinden ouders dat wel makkelijk. Wij verveelden ons vroeger nog wel eens. Nu worden jonge kinderen al snel achter een tablet gezet. Dat vertellen sommige ouders ook trots. Dat kinderen van 3 er al heel slim en gehaaid mee zijn. Vaak zijn dat jongetjes. Die krijgen soms te weinig grenzen. Ouders zitten zelf soms ook de hele dag achter een schermpje. Meisjes zitten meer op sociale media. Voor ons als oudere generatie zijn al die kanalen een aanvulling. Voor de huidige generatie is het soms hun daginvulling. Dan gaat alles via een digitaal kanaal. Maar het is soms ook prettig om mensen live te zien.’
Zie je een ontwikkeling in de hulpvragen?
‘De tendens is individueler. Je ziet dat ouders het soms moeilijk vinden om kinderen frustraties te laten ervaren. Anderen moeten de problemen oplossen, de overheid, de school. Ouders zijn soms geneigd kinderen af te schermen. Terwijl de hobbels in het leven erbij horen. Dat moet je ouders en kinderen soms echt uitleggen. Het is de kunst om dan niet belerend te zijn. Ik kan wel zeggen, kijk ik ben al heel erg oud. Daar maak ik wel eens gebruik van. Je hebt een ander tijdsbeeld meegemaakt. De jaren 60 waren heel anders in de opvoeding. Niet dat we daarnaar terug moeten. Ik vind verandering ook prettig en interessant. Maar je mag best uit je comfortzone gaan. Dat is voor jongeren ook goed om daarmee te oefenen. Dan speel ik de advocaat van de duivel. En ga ik ze prikkelen met dingen die ze niet zo graag willen horen. Als je dat introduceert als een oefening dan vinden ze het eerst misschien wat raar, maar eigenlijk ook wel leuk. Bij jonge kinderen kun je bijvoorbeeld een broertje of zusje spelen of een ouder. Dan durven ze niet boos te worden of ze worden juist heel snel boos. Daar kun je mee spelen.’
Zie jij bij de kinderen pittige klachten?
‘De problematiek is hier natuurlijk minder zwaar dan destijds bij de crisisdienst. Maar als we niet tijdig bijsturen dan is er een risico dat het zich negatief ontwikkelt. Je zit dus meer in de preventieve hoek. Somberheid en stemmingswisselingen hoeven niet direct een zware depressie te zijn. Soms denken jongeren, ben ik de enige die dit heeft? Ik hoor alleen maar blij te zijn. Mensen ‘liken’ ook de hele tijd. Als het dan een keer niet leuk is dan kan dat niet. Ik leg ze dan uit dat misschien 95% van de mensen wel eens onzeker is. Zeker in de puberteit. Daar horen aanvaringen en boos of verdrietig zijn ook bij. Je moet dingen zelf gaan leren. Dat is niet een bijzondere ziekte.’
Ben je tevreden over de samenwerking met de huisartsen en de wijkteams?
‘Samenwerking vraagt veel tijd en investering. Doordat ik hier de huisartsen goed ken ben ik een onderdeel van de keten en snel vindbaar. Dat krijg je met 1 gesprekje niet voor elkaar. Het is goed om praktische casuïstiek te delen. Dan ontstaat wederzijds meer begrip. Je moet de ander niet gaan opleggen wat hij moet doen, dat is geen samenwerking. Het is belangrijk de ander te waarderen op zijn of haar terrein en met zijn expertise. Waardering zorgt voor samenwerking en wederkerigheid. De gemeentes zien wel dat een SOH een dempende werking heeft op de verwijzingen. En dat een hulpvraag ook beter op de juiste plaats terecht komt. Ze willen het ook wel uitbreiden, dat vind ik een goed idee. Ik geniet in ieder geval met volle teugen van mijn werk en doe het met enorm veel plezier. Het is wel een individuele functie en je moet wel de nodig bagage hebben.’
Tijdens het gesprek gaat de telefoon, de POH belt Hans. Zo gaat dat dus, de lijnen zijn kort. Even een snel overleg.